Gijs, onze kleine taalwonder doet hard zijn best. Als driejarige donder is hij bezig zijn eigen ik te vormen. Hij is verbaal continu aanwezig en dit alles op een niet te vermijden geluidsniveau. Vol enthousiasme en overgave wordt elke dag weer door hem aangepakt. Hij wil zo graag… alles… nu en vooral verder… maar wel samen, met zijn zus, met mama en ook een beetje met papa.

Elke dag, zodra ik thuis kom van mijn werk, word ik begroet door de twee. De deur valt nog niet in het slot of het eerste “PAAAPAAAAA” klinkt al vanuit de woonkamer, gevolgd door een vloedgolf van gebeurtenissen die er zich die dag hebben voorgedaan. “TIJ OPPUH IETS INUH TAD UH-EEST, IBBE-ING UH-ETE. “Zozo, ben je op de fiets naar de stad geweest, leuk. Was de kibbeling lekker? Papa wil even zitten, ik heb hard gefietst Gijs”. Dan wordt het, na enige aanmaningen van moeders weer rustig. Een beter thuis komen is er niet!

Vandaag was het allemaal even anders. Vandaag was het werk even niet zo assertief en gevat, even niet zo gefocust en zónder laatste woord. Vandaag was het even stil.
J. belde om 14.15 uur. De uitslag van het onderzoek was binnen… met de hoofdletter K van kloten.

Vandaag kwam ik thuis van mijn werk en werd begroet door de twee. De deur viel nog niet in het slot of de eerste “PAAAPAAAAA” klonk al vanuit de woonkamer, gevolgd door een vloedgolf van gebeurtenissen die er zich vandaag hadden voorgedaan. “TIJ HEEFT UH PELLETJUH UH-DAAN, EMMO-IE-UH”. “Zozo, heb je Memory gespeeld met mama? Leuk joh, maar papa heeft niet zo’n leuke dag gehad. Zou je een beetje rustig kunnen doen?” Gijs keek me aan, even was het stil…. een kreet volgde: “WOAAAAHMMM, PIRAAAAT”.