Mijn dochter is nu vijf jaar. Gaat naar groep twee van het basisonderwijs en wordt wijzer.
Zoals meestal breng ik haar naar bed, mijn vrouw neemt onze zoon onder haar hoede en in de kleine badkamer voltrekt zich dan het hele ritueel van het Tandenpoetsen, Wassen en Plassen. Hier wordt de laatse energie van de dag verbruikt en steevast de kans gegrepen om nog wat tijd te rekken.

We zijn in de badkamer en mijn dochter neemt haar dag nog even met mij door. Doorgaans start het verhaal met de woorden “weet je?”. Dit keer niet. Vanuit het niets klonkt ineens het woord “Fak” door de badkamer… en nog een keer. Ik kijk toch enigsins verbaasd naar mijn dochter, mijzelf bewust van de opvoedkundige taak die hier ligt. Hoe pakt ik dit nu aan, is dit het punt waarop je zegt hier gaan we wat meer uitleggen over de bloemetjes. Nee, natuurlijk niet… ze is vijf!

Mijn dochter vervolgt haar vertelling met de mededeling dat dit woord een “onaardig woord”  is ( wij hebben thuis de kreet “onaardig woord” geintroduceerd voor alle woorden waarvan wij vinden dat die niet binnen onze normen en waarden vallen en… zolang het gaat nog even de rem op willen houden). Iemand uit haar klas had dit woord gebruikt. Ze loopt naar onze vierkante wasbak om daar het T.W.P. ritueel voort te zetten. “Dit is ook een “Fak”, alleen dan vierkant” zegt ze. “Ja schat, dit is ook een vak. Nu even opschieten anders hebben we geen tijd meer voor het lezen van Pinkeltje en de autoraket”.