Het zal de crisis wezen, de trage voortgang van de nieuwe entree van ons kantoor. Nog even en de 80 vierkante meter is al een jaar in aanbouw. OK, ik begrijp dat er alles aan gedaan moet worden om de telefonistes een gerieflijk onderkomen te bieden, dat de bezoekers uit Duitsland hierin “thuis komen”, dat geen concessies gedaan worden aan de degelijkheid, dat de kleurbalans in orde is, en zo voort.
Ik begrijp ook dat er in deze tijden er gekeken wordt naar kostenbesparing, dat de grijze tegels uit een faillissementsverkoop van de Tegel Toko komen, dat er maar 1 toegangsdeur is die 600 keer per dag open en dicht gaat, dat er computerschermen zijn aangeschaft die op de eerste dag van inwerkingtreding waarschijnlijk al verouderd zijn. Ik begrijp ook dat er niet gecommuniceerd wordt wanneer de entree wordt opgeleverd, want wie wil dat nu met schaamrood op de kaken doen.
Bezoekers zullen waarschijnlijk deze aanblik 1 keer zien, maar ik kom er elke dag. Ik zie zo langzamerhand dat de nieuwe entree de verwezenlijking wordt van het gevoel van de medewerker: “We zijn goed van start gegaan, maar het stokt”.
De eerste beste bouwvakker of monteur schiet ik morgen aan. Ik ga hem aanmoedigen, lof prijzen, koffie voor hem halen, als het moet met een stuk vlaai. Daarna ga ik hem helpen en aansporen om onze entree te vervolmaken zodat iedereen weer via de voordeur naar binnen kan, voor het echte thuis gevoel!
Ik wil je niet ontmoedigen hoor. Fantastisch voornemen, maar waar heb jij de laatste tijd überhaupt een bouwvakker of monteur gezien…!?