Zoveel mogelijk gelijk behandelen en aandacht geven want als ouder hou je van al jouw kinderen evenveel. Misschien is dat wel de reden dat ik graag 1 kind had gewild, om niet met dit duivelse dilemma te hoeven worstelen. Nou ja, ‘worstelen’.

Mijn moeder heeft altijd duidelijk gemaakt dat zij van haar twee kinderen evenveel houdt. Die stellingname prikkelde mij danig in mijn tiener jaren en als oprechte puber probeerde ik dat ook te ondermijnen,  met als prangende vraag: “Als je moest kiezen tussen G. en mij, wie zou je dan kiezen?… Je móét kiezen!”
Natuurlijk is daar nooit een bevredigend antwoord op gekomen. Ik zou me nu kunnen afvragen wat er zou zijn gebeurd als er wel een antwoord op was gekomen, en wellicht, hoezeer ook onwaarschijnlijk, niet ten gunste van mij. Maar wat bezielt ouders om deze spagaat in leven te houden. Waar komt die drive vandaan om geen keuze te willen maken? Wordt een andere opvatting überhaupt wel geaccepteerd of doen we het omwille van de kinderen? Want vooral zij mogen niet de dupe worden van de onbalans in ons gedachtegoed.

Ik kan je niet zeggen van wie ik het meest hou. Niet dat er geen verschillen zouden zijn, die zijn er zeker. Maar ‘houden van’ voelt dimensieloos en ondefinieerbaar. Een ieder die zegt ‘evenveel van zijn kinderen te houden’ zal dit tegenspreken. Maar iets kan pas evenveel zijn als het meetbaar is. Het zou de suggestie kunnen wekken dat er een scoringssysteem aan ten grondslag ligt. Hoe lastig is dat! Iedere avond, nadat de kinderen op bed zijn gelegd, je ‘houden-van-kasboek’ tevoorschijn halen en bijwerken. “Schat, morgen moeten we Gijs iets meer genegenheid tonen. Die loopt nu wel ver achter bij Maud.” En hoe beoordeel je dat?

Gisteren gebeurde er nog iets leuks. Gijs herinnerde zich iets waarover E. en ik ons verbaasde:
+ “Goh, dat je dat nog weet Gijs.”
Hij kijk mij zelfverzekerd aan:
–  “Ja! Dat zit in een mapje in mij hoofd.”
+ “In je hoofd? Heb jij mapjes in je hoofd?”
–  “Ja, maar ook in mijn buik en 1 in mijn been.”
+ “O, dat is handig.”
–  “Ja, want zo kan ik alles goed onthouden en als ik het niet meer wil onthouden, dan gooi ik het mapje leeg.”
+ “Dat is mooi Gijs. Hoe kom je eigenlijk aan het idee om alles in mapjes te stoppen?”
Gijs denkt na, het blijft even stil. Dan volgt een o zo logisch antwoord:
– “Dat weet ik niet meer papa.”
+ “Nou, dus die mapjes werken toch niet zo goed.”
– “Jawel hoor, maar dát kon ik natuurlijk nog niet in een mapje stoppen, want die had ik toen nog niet.”
+ “…”

Goud waard! Ik koester die momenten. De vraag is alleen: hoeveel goud moet Maud hier tegenoverstellen. O, ik heb het verkeerd begrepen zegt u. Het gaat er niet om dat de balans bij ons ouders gelijk is … maar bij de kinderen? Als het er u om gaat dat u, straks met terugwerkende kracht, naar eer en geweten kunt melden dat u ‘ze altijd gelijk heeft gehouden’, dan begrijpt u mij niet.

De vraag van wie je het meest houdt is irrelevant. Liefde laat zich niet meten, maar vooral ook niet vergelijken. Ik hou dus niet van beide ‘evenveel’. Mocht Gijs over tien jaar aan mij vragen:
– “Als je moest kiezen tussen Maud en mij, wie zou je dan kiezen?… Je móét kiezen!”
Dan zou ik antwoorden:
+ “Jullie zijn mij beide enorm waardevol. ‘Houden van’ is een elementaire voorwaarde voor het tonen van genegenheid en het scheppen van een band. Het gemis van de één, bij het kiezen voor de ander, zou dit doorbreken en ons, zowel jou als mij, terneergeslagen achterlaten.
Maar even zonder dollen … uiteindelijk hou ik net iets meer van jou dan van je zus.”
+ “En Gijs?”
– “Ja pap.”
+ “Je zus vroeg gisteren het zelfde.”
– “O, en wat heb je tegen Maud gezegd?”
+ “Precies het zelfde als tegen jou … en nu als de sodemieter aan je huiswerk!”